Jeugd in Leidschendam - Jac Zitman

Zoeken
Ga naar de inhoud

Hoofdmenu:

Jeugd in Leidschendam

De Columns > Autobiografisch
Over mijn vroegste jeugd in Leidschendam
en een geschiedenis met vervelende gevolgen
Met moeder en zusje
aan de sluiskant


Jeugd in Leidschendam

Paranormaal 271

Hoewel ik al zo’n vijfentwintig jaar niet meer in mijn geboortedorp woon, word ik door mijn moeder nog regelmatig op de hoogte gehouden van het wel en wee van Leidschendam. ‘In ons huis komt nu een ijssalon’, vertelde mijn moeder mij. ‘Ons huis’ is het oude winkelpand aan de Sluiskant 17, waar mijn moeder is geboren en getogen, en waar ik zelf mijn vroegste jeugd doorbracht, omdat wij bij Oma en Opa boven de kruidenierswinkel inwoonden. Het pand is allang niet meer in de familie, maar het blijft toch ‘Ons huis’.

Een ijssalon in het pand waarin de moeilijke dertiger jaren van de vorige eeuw Opa en Oma hun winkel hadden. Ik heb hier hun trouwbijbel nog liggen. Ze trouwden in 1909 in de Gereformeerde kerk van Delft.


Hoewel het geen mensen waren van ‘voor in de kerk’, waren ze zeer sociaal bewogen. Zo ging Oma al gauw eens op stap om mensen die het moeilijk hadden een doos gratis boodschappen te brengen.
Op een keer kwam mijn moeder als kind thuis en vertelde dat ze niet hoefde te eten omdat ze bij een vriendinnetje al een boterhammetje had mee gegeten.
‘Ach’, was de reactie van Oma, ‘Heb je bij die arme mensen mee gegeten, die hebben het nu toch al zo moeilijk’, en snel werd een flinke doos boodschappen naar het armlastige gezin gebracht.

Op zondagmiddag kwam Jo Blom, de ijscoman langs, die met zijn schepijs een groot gezin moest onderhouden. Hij luidde zijn bel al lang van tevoren om zijn komst aan te kondigen. Alle kinderen uit de buurt snelden dan naar de kruidenierswinkel, omdat ze wisten dat ze allemaal een ijsje van drie cent kregen, betaald door Opa. Dit was heel wat voor de kinderen, die in de arme dertiger jaren weinig of geen snoep kregen, en Jo Blom de ijscoman was er ook mee geholpen. Zo hielpen mijn grootouders op hun manier, zonder omhaal en zonder veel woorden waar ze helpen konden.
Ze zouden het prachtig vinden als ze nu zouden horen dat er een ijssalon in ‘hun’ winkel zou komen.
Er rust zeker een zegen op.

Leidschendam dankt zijn naam aan een dam in de Vliet, het Rijn-Schiekanaal, de belangrijke vaarverbinding tussen de twee steden Delft en Leiden. Het dorp is verder gegroeid rond een sluizencomplex met twee bruggen die het dorp in tweeën deelt. Na de tweede wereldoorlog heeft het dorp, als zo veel dorpen door de woningnood een enorme groei doorgemaakt en wordt heden ten dagen als het niet oplet onder de voet gelopen door het aan ruimtegebrek lijdende Den Haag.

Doordat het sluizencomplex de enige oeververbinding in de buurt is heeft het te lijden onder een te grote verkeersdrukte. Zo’n vijfendertig jaar geleden zijn er al grote bulten grond neergelegd om een derde brug te bouwen, en zo de sluis te ontlasten. En nu zijn ze dan eindelijk bezig met…een tunnel. Dit zal er toe leiden dat het sluizencomplex wat minder verkeer te verduren krijgt, en kan er eindelijk begonnen worden het dorp zijn kern, zijn ziel terug te geven.

Oma kwam uit Delft en was familie van de later bekende dokter Moerman, die bekend is geworden door zijn voedingsvoorschriften om mensen met kanker te helpen. Opa kwam van Leidschendam en werkte in het bedrijf van zijn vader, Hein van Dongen, die schuitenjager was. Met paarden werden de schepen van Delft naar Leiden en weer terug getrokken. Toen Opa zijn vader de eerste schepen met motoren zag, raadde hij zijn jongens aan de scheepsjagerij er aan te geven en ander werk te zoeken. Hoewel hij het financieel goed had is hij nooit op de hoogte geweest van het kapitaal dat zijn vrouw achter de klok had verstopt. Zijn vrouw kwam uit een rijke joodse familie en had van haar Oma geld gekregen voor slechte tijden. Toen dit geld later werd verdeeld konden alle kinderen in hun onderhoud voorzien en kochten mijn Opa en Oma de kruidenierswinkel aan de sluiskant, naast het café van broer Jan.

Het waren eerlijke en oprecht goede mensen, mijn Opa en Oma, Leen en Trijntje van Dongen. Maar, er is meer. In het radio programma over mij, dat via internet bij de KRO nog na te luisteren is, komt ook het verhaal van het zieke meisje voor. Mijn zuster vertelt hoe mijn Oma mijn Opa aanspoorde om langs het gezin te gaan waarvan het kindje ziek was. De gordijnen waren al dicht en dat betekende dat het er niet best uitzag. Het huis was al een sterfhuis. Toen mijn Opa het doodzieke kind zag, raadde hij aan haar een zwoerd spek te geven. Dit deed hij puur op zijn intuïtie. En, een wonder geschiedde, door het spek knapte ze op en de gordijnen konden weer open.

Zoals ik uit mijn jeugd herinner waren het lieve, gevoelige mensen en was vooral mijn Oma een wijze oude vrouw. Ik heb meer aan haar te danken dan ik ooit onder woorden kan brengen. Haar spiritualiteit heeft altijd een belangrijke invloed op mijn leven gehad, en ik heb niet voor niets mijn zoon naar haar vernoemd.

Met het uitbreken van de tweede wereld oorlog in 1940 waren Leen en Trijntje allebei in de vijftig en hadden ze drie dochters die alle drie thuis woonden. De oudste Emma van dertig was geestelijk gehandicapt, dan volgde de vrijgezelle Marie van zevenentwintig, die naast Opa in de winkel stond, en dan kwam mijn moeder, Jenny het nakomelingetje van twaalf. Zo als ze gewend waren bleven ze mensen in nood helpen en wat dit betreft zijn er nog heel wat verhalen in de familie bekend. Zo als stiekem de slager betalen om hier of daar anoniem een pondje vlees te bezorgen, niet alleen door mijn Opa, maar ook door zijn broers

Oma van Dongen
met haar jongste dochter
Henny, mijn moeder

Maar, het waren ook moeilijke tijden, vooral toen bleek dat dochter Marie gecharmeerd was van de jonge Duitse soldaten die hun boodschappen in de kruidenierswinkel kwamen doen. Oma Trijntje zag het met lede ogen aan maar kon niets doen.

Na de oorlog brak bijltjesdag aan en die ging dan ook niet aan het gezin van Leen en Trijntje voorbij. Gebroken en geknakt zijn ze uit deze verschrikkelijke tijd gekomen, alhoewel ze gesteund werden door een joodse vrouw die ze in de oorlog hadden geholpen.

Hoewel ik na de oorlog geboren ben, in 1951, werd mij als kleuter al naar het hoofd geworpen dat mijn Opa ‘fout’ was geweest, en dat gebeurde dan meestal door volwassenen. En ik zal u zeggen, dat deed pijn. Vreselijk diep sneden deze woorden tot diep in mijn gevoelige kinderziel. Dat gaat verder dan pesten, je hebt geen houvast meer.
Op school werd doorlopend verteld hoe slecht ‘de fouten’ in de oorlog wel waren geweest, en ik kon niet begrijpen dat deze lieve mensen, mijn grootouders, daar aan hadden deelgenomen. En dat was natuurlijk ook niet zo, maar veel mensen wilden hun gram toch nog halen op mensen waarvan zij iets verkeerds vermoedden.

Hierdoor, maar dat besefte ik pas veel later, werd ik een jongen die zich graag terug trok. Ik trok mij terug van de mensen en zwierf graag door de polder. Het ergste is dat ik een hekel kreeg aan mensen, een hekel waarmee ik aanvankelijk geen raad wist. Later besefte ik dat ik slachtoffer was van een oorlog die ik nooit had meegemaakt, en kon ik die negatieve gevoelens achter mij laten, mijn jeugd niets verwijtend, de schoonheid koesterend.

Opa van Dongen
met kleinzoon Jac

Hoewel ik me niet zo met het spiritisme inlaat, stond gisteravond, toen ik overdacht hoe ik deze column zou gaan schrijven, ineens Opa voor mij.
Zijn gestalte zijn uiterlijk zo als ik hem kende. Hij stond zo voor me als of hij even langs kwam, heel natuurlijk.
In zijn verdrietige ogen lag een bemoediging, alsof hij wilde zeggen,
‘Schrijf het maar op’.









 
Copyright 2016. All rights reserved.
Terug naar de inhoud | Terug naar het hoofdmenu